Verzorging

Vaccinatie van katten

Vaccineren is één van de belangrijkste preventieve maatregelen om je kat gezond te houden. Vaccinatie maakt gebruik van het natuurlijke afweersysteem van katten. Vaccinatie spoort het lichaam aan om antistoffen aan te maken, zodat je kat afweer opbouwt tegen een bepaalde ziekte. Op die manier helpt vaccinatie je kat te beschermen tegen schadelijke infectieziekten. Met vaccineren wordt bovendien vaak ook de kans verkleind dat je kat andere katten in de omgeving besmet met bepaalde ziektes.

Tegen welke ziektes vaccineren

Ongeacht of je kat een binnen- en/of buitenkat is, wordt door experts geadviseerd om katten in ieder geval te vaccineren tegen:

  • Kattenziekte (Panleukopenievirus), en
  • Niesziekte (Calici- en Herpesvirus)

Soms is aanvullende vaccinatie tegen bijvoorbeeld hondsdolheid (Rabiës) en/of Chlamydia nodig. Dat hangt af van de situatie en daar kan je dierenarts je het beste over adviseren.

Kattenziekte

Kattenziekte wordt veroorzaakt door het Panleukopenievirus, ook wel het Feliene Parvovirus (FPV) genoemd. Katten raken hiermee besmet door opname of inademing van virusdeeltjes, die in de omgeving zijn uitgescheiden door besmette dieren. Hiervoor hoeven ze niet direct contact te hebben met andere katten. Deze virusdeeltjes blijven namelijk langere tijd (tot wel een jaar) besmettelijk aanwezig in de omgeving. Alleen speciale schoonmaakmiddelen kunnen het Panleukopenievirus onschadelijk maken.

Het Panleukopenievirus richt vooral ernstige schade aan ter hoogte van de darmen. Katten die besmet raken, krijgen dan ook vooral symptomen, zoals ernstig braken en diarree. Hierdoor kunnen katten ook flink uitdrogen. Koorts, sloomheid en gebrek aan eetlust zijn ook bekende symptomen. Verder zorgt het Panleukopenievirus vaak voor een daling van de witte bloedcellen, die het lichaam normaal gesproken beschermen tegen ziekte. Hierdoor kunnen andere ziektekiemen makkelijker toeslaan.

Al met al kan kattenziekte zulke ernstige symptomen geven, dat een kat het niet overleeft. Kittens lopen een extra grote kans om te overlijden aan kattenziekte. Hun weerstand is vaak nog onvoldoende en kittens zijn gevoeliger voor uitdroging. Wanneer kattenziekte ergens heerst, overleven tot wel 9 op de 10 kittens zo’n besmetting niet.

Er bestaat geen speciale behandeling tegen kattenziekte. Katten die ziek worden als gevolg van een besmetting met het Panleukopenievirus, worden door de dierenarts verzorgd aan de hand van de symptomen die ze hebben. Zo kunnen deze zieke katten bijvoorbeeld een infuus krijgen om hen te behandelen tegen uitdroging, plus medicatie om braken tegen te gaan. Het lichaam moet zelf met ondersteuning dus weer opknappen, alleen lukt dat helaas niet altijd. Vaccinatie geeft goede bescherming tegen kattenziekte. Hierdoor voorkom je dat je kat ziek wordt, wanneer hij/zij in contact komt met het Panleukopenievirus.

Niesziekte bij katten

Niesziekte kan veroorzaakt worden door meerdere ziektekiemen (virussen en bacteriën), die soms ook tegelijk toeslaan bij katten. De bekendste veroorzakers van niesziekte zijn het Feliene Herpesvirus (FHV) en het Feliene Calicivirus (FCV). Besmetting vindt plaats door direct contact tussen katten. Besmetting kan ook plaatsvinden via de omgeving (bijvoorbeeld via voerbakjes) of via mensen (kleding of schoenen).

Een kat met niesziekte heeft vaak vooral last van verkoudheidsklachten. Snot, niezen, ontstoken ogen, koorts, verminderde eetlust, e.d. Het Feliene Calicivirus kan ook zweren bij de mond en neus veroorzaken. Katten van alle leeftijden zijn vatbaar voor niesziekte, maar de ziekteverschijnselen zijn meestal het ernstigst bij kittens. Jonge kittens hebben een grotere kans op complicaties, zoals longontsteking.

Als katten eenmaal niesziekte hebben gehad, blijven ze hier vaak hun hele leven last van houden. Vooral in tijden van stress kan de aandoening weer de kop op steken. De behandeling van niesziekte door de dierenarts richt zich op het ondersteunen van de kat, afhankelijk van de symptomen. Zo zal een kat met oogontsteking oogzalf en/of -druppels voorgeschreven krijgen. En bij koorts een middel om dat aan te pakken. Ook smakelijke en gemakkelijk op te nemen voeding kan helpen, zodat een kat weer gaat eten. Met vaccinatie tegen niesziekte kan je ervoor zorgen dat je kat minder ziek wordt als hij/zij in contact komt met de ziektekiemen.

Overigens kan de bacterie Chlamydophyla felis ook een rol spelen bij niesziekte. Deze bacterie komt vooral voor op plekken waar veel katten samenleven, zoals fokkerijen, asielen, en dierenpensions. Katten kunnen de Chlamydophyla felis bacterie oplopen na direct contact met een andere kat. Chlamydophyla felis veroorzaakt vaak een flinke oogontsteking, met veel zwelling en roodheid. Een intensieve langdurige behandeling met antibiotica is nodig om ervan af te komen. Vaccinatie hiertegen zorgt ervoor dat katten minder ziek worden, als ze in aanraking komen met de ziektekiem.  

Andere ziektekiemen die een rol kunnen spelen bij het veroorzaken van niesziekte bij katten zijn Mycoplasma en Bordetella Bronchiseptica.

Hondsdolheid bij katten

Het hondsdolheidsvirus, ook wel rabiës genoemd, is besmettelijk voor alle zoogdieren. Rabiës is vooral bekend bij honden en katten, maar ook voor mensen is het gevaarlijk. Besmetting is meestal het gevolg van een beet, lik of een krab van een dier dat besmet is met het hondsdolheidsvirus. Het speeksel van een besmet dier bevat namelijk virusdeeltjes. Na bijvoorbeeld een beet verspreiden die virusdeeltjes zich via het zenuwstelsel naar de hersenen.

Als gevolg van besmetting met het hondsdolheidsvirus kunnen gedragsveranderingen, zoals bijvoorbeeld agressief of angstig gedrag, ontstaan. Uiteindelijk krijgt het dier krampen of verlamming, waarna het dier overlijdt. Ook voor mensen loopt een besmetting met het hondsdolheidsvirus fataal af, als er niet op tijd ingegrepen wordt. Als er eenmaal ziekteverschijnselen optreden, is het al te laat. Behandeling heeft dan geen zin meer. Euthanasie is dan nog de enige optie. Bovendien is een met Rabiës besmette patiënt levensgevaarlijk voor de verzorgers.

In Nederland komt hondsdolheid niet voor, maar in het buitenland nog wel. Ook binnen Europa wordt, voornamelijk bij wilde dieren, nog wel eens hondsdolheid vastgesteld. Daarom is het verplicht om katten, maar ook honden en fretten, te vaccineren tegen hondsdolheid wanneer ze mee op reis gaan naar het buitenland.

Een vaccinatie tegen hondsdolheid kan vanaf 12 weken leeftijd worden gegeven. Drie weken na de Rabiës vaccinatie mag je huisdier (mee) de Nederlandse grens over. Om de door vaccinatie opgebouwde bescherming te behouden, zijn regelmatige hervaccinaties nodig. Een dierenarts kan je hier meer over vertellen.

Hoe vaak je kat vaccineren

Hoe vaak een kat gevaccineerd moet worden, is afhankelijk van de levensstijl van de kat. Maar ook van de beschermingsduur die het gebruikte vaccin biedt. Daar zitten namelijk verschillen tussen. Iedere kat is uniek. Je dierenarts zal de vaccinatie afstemmen op wat jouw kat op dat moment nodig heeft aan bescherming.

Weet dat kittens extra vatbaar zijn voor infectieziekten. Gedurende de eerste levensweken worden de meeste kittens nog beschermd door antistoffen vanuit de eerste moedermelk (biest). De hoeveelheid antistoffen die ze in hun lichaam hebben, nemen in de loop van de tijd af en bieden op den duur geen bescherming meer. Daarom moet er al op kittenleeftijd gestart worden met vaccinatie. Vaak worden er dan 2 (soms 3) vaccinaties gegeven, met enkele weken tussentijd, om zeker te zijn dat een vaccinatie goed aanslaat.

Om de door vaccinatie opgebouwde bescherming te behouden, zijn regelmatige hervaccinaties nodig. De jaarlijkse gezondheidscontrole is een goed moment om met je dierenarts te bespreken welke (her)vaccinatie(s) je kat op dat moment nodig heeft. Iedere katteneigenaar wil toch het beste voor zijn of haar kat. Vraag ernaar bij je dierenarts. Vaccinatie is een effectieve manier om te voorkomen dat je kat ernstig ziek wordt van nare infectieziekten.